Als natuurlijk gevolg van het creëren van een dwingende God, heeft de Kerk de erfzonde geïntroduceerd als middel om de ‘machtman’ te scheppen. Zij doet dit d.m.v. het blokkeren en beïnvloeden van de energieën. Wanneer die onder de invloed van de verhalen van de Kerk over God komen, leidt dat tot o.a. vergeestelijking, verharding, beredenering van gevoelens, vervreemding, ontkenning van de seksualiteit, onderdrukking van anderen en zichzelf.
De kerk beweert dat ieder kind bij de geboorte reeds de erfzonde met zich meedraagt.
Op deze wrange manier geeft de kerk zichzelf een vrijbrief. Ze beweert, de oplossing te hebben voor het witwassen van de zonden. Dit is het implanteren van de grote leugen (God) en de diefstal van de waarheid (Jezus). Dit betekent dat wij als mens geen vrije keuze hebben. Alle keuzes die wij willen doen zijn bij voorbaat al bezoedeld. En alleen het Vaticaan weet, hoe wij schoongewassen kunnen worden. Witwaspraktijken.
Mijn uitgangspunt is, dat ieder kind rein geboren wordt als een onbeschreven blad. Door de valse, dwangmatige aanpassingen die de Kerk en andere machtswellustelingen eisen, bouwt het kind zelf in den beginne de erfzonde als het ware op. Jezus zegt, dat er een herkansing mogelijk is. Hijzelf is erin geslaagd, als vader van zijn kleine innerlijke Jezus, om van de erfzonde ‘verschoond’ te worden. Jezus is ook hierin totaal het tegenovergestelde van het instituut de Kerk. Met Jezus kun je geen macht opbouwen, je kunt er kracht mee zijn.
Erfzonde is niets anders dan de verwijdering in en van mijzelf, door mijzelf. Erfzonde is: de pijnlijke vrijwillige of gedwongen aanpassing van mijzelf aan anderen.
Wanneer wij een geordende samenleving willen, dan moet deze orde afgebakend zijn. Vroeger, toen de mensen nog niet kon schrijven, vertelden ze urenlang verhalen over de orde en wanorde van de ons omringende bekende wereld. In de loop van de tijd veranderde de orale vertelcultuur in een schriftelijke. Het begon misschien wel met verhalen over de zon en de maan, waarna de bergen en rivieren volgden. En via de dieren kwamen wij bij onszelf terecht. Wij schiepen de Godinnen en Goden met de meest fantastische ervaringen erom heen en iedere Godin/God kreeg een functie, zoals heden ten dage de psychiaters voor de meeste inbeeldingen een naam en/of verklaring hebben. Vallen je inbeeldingen binnen de gevestigde orde, dan ben je normaal. Vallen ze erbuiten dan ben je abnormaal en nog verder weg ben je weer geniaal.
Heb je een verschijning in de materiële wereld waargenomen, dan kan een bedevaartplaats ontstaan. Een andere mogelijkheid is dat je als gek opgesloten wordt.
De mens is in staat zich op een creatieve manier aan grote verschillen aan te passen. Zoals zich mensen met een blanke of bruine huid ontwikkeld hebben, als aanpassing aan de zon, zo lopen er volwassen mensen rond van groter dan twee meter en kleiner dan één meter. Wij kunnen op de noordpool leven, een gebied zonder bomen. Ook voelen wij ons in de oerwouden thuis. Ons aanpassingsvermogen, zowel lichamelijk als psychisch, is geniaal.
Wanneer mijn lichaam op de verkeerde plek de verkeerde handelingen verricht, dan overleef ik niet. En dat is zonde, want ik wil wel graag verder leven. Een kampvuur is lekker warm, maar de oerervaring leert dat ik er niet in moet springen.
Als volwassene is er iets in ons, een overtuiging, een ‘Ik eigen’ mening, die wij niet zo maar prijs geven. We hebben er immers veel moeite voor gedaan om ons te (laten) (ver)vormen. Alhoewel wij ook een gedeeltelijk aangepast product zijn van de omgeving kunnen we eindelijk, na veel zwoegen, een eigen mening ontwikkelen en ook weer aanpassen. Wanneer een opgroeiend kind zijn innerlijke weg blijft volgen om volwassen te worden, offert het kind niets van zichzelf op. Het blijft zuiver in zijn eigen leer. Er vindt geen innerlijke vergroeiing plaats. Mocht het kind zich aanpassen op een manier die het niet wil, dan gaat het tegen de eigen oorspronkelijke natuur in.
Dan volgt een ‘zonde’ tegen de eigen natuurlijkheid; de eigen, persoonlijke erfzonde.
Op het niveau van de samenleving speelt hetzelfde. Wanneer ik mij niet aanpas aan de gevestigde orde val ik buiten de boot en moet ik misschien wel vluchteling worden. Een geaccepteerde benaming is emigrant. Naar Zwitserland emigreren is chique, zeker met vluchtkapitaal, van Afrika hierheen is iets anders. Er zijn altijd wel redenen om een andere plek op de wereld te zoeken waar ik mij (hopelijk) beter thuis voel. Thuis in mijn eigen lichaam. Mijn huis.
Wanneer wij vreemden uitnodigen om hier te verblijven, dan hebben wij het liefst dat deze vreemden zich volgzaam opstellen. Personen die anders zijn en hun mond houden, die kunnen wij nog wel onderdak geven. Het wordt anders wanneer die personen een afwijkende mening hebben en wanneer zij een licht op onze samenleving werpen, dat we liever niet willen zien. Ze worden dan al snel tot zondebok uitgeroepen. Een zondebok is een nuttig dier voor de samenleving. Alles dat niet welgevallig is, wordt op de rug van het dier geladen en de bok kan vertrekken. Uit het zicht is uit de psyche. Halsstarrige zondebokken blijven op hetzelfde woonadres, tot ergernis van hun omgeving. De zondebok is een spiegel van de samenleving, die ons onze erfzonde op een onontkoombare manier toont. En hij is voor niemand zo gevaarlijk als voor de volgzame lammeren van het kerkvolk.
Binnen een religie hebben de Heren wetten, verplichtingen en aandachtspunten opgesteld waaraan de gelovigen zich moeten houden. Volg je de herders als een mak schaap, dan krijg je nadat je gestorven bent een geweldig leven. Luister en volg je niet, in zonde leven heet dat, dan zul je na het sterven van je lichaam voor eeuwig zonder lichaam in de hel moeten verblijven. Wie de richtlijnen van de geestelijke machthebbers niet naleeft, begaat een zonde.
Maar de eigenlijke (erf)zonde is, om die richtlijnen wél na te leven. Het is een erfzonde omdat het een volstrekt onnatuurlijke, niet ik-eigen opgave is.
Volg het Woord (in de psyche) en je ervaart (in je lichaam) dat het tegennatuurlijk is. Het is volstrekt tegennatuurlijk dat door de straffende Vader van de volgzame man een anti-vrouw houding verwacht wordt. Want dat is niet volgens de natuur.
Erfzonde is de onnatuurlijke (‘Uw wil geschiede’) aanpassing die ik doe, hoewel ik mij eigenlijk niet wíl aanpassen, omdat het tegen mijn eigen natuurlijke ‘Ik Ben’ ingaat.
Wanneer wij niet ‘Zelf’ durven zijn, maar ons aanpassen aan de machthebber, maken wij onze kracht ondergeschikt aan macht. Dat verschil, deze aanpassing, dat is de erfzonde. Gelukkig is het zo dat wanneer ik mij bewust ben van mijn onnatuurlijke aanpassingen, ik er iets aan kan doen.
Ik kan dus op zoek gaan in mijzelf om mijn eigen onnatuurlijkheid te vinden. En dat is de manier om Jezus werkelijk na te volgen.
Wanneer wij van onze kinderen verlangen dat zij vriendelijk tegen opa en oma zijn, terwijl die hen beschadigd hebben, dan belasten wij we hen met een erfzonde. Het gedrag dat wij van onze kinderen verlangen is onnatuurlijk.
Wanneer je nooit kwaad mag zijn, maar altijd maar lief en aardig, dan is het aangeleerde lief-en- aardige gedrag een erfzonde. Vroeg of laat volgt een ‘onbegrijpelijke’ ontploffing.
Wanneer ik niet mag huilen, dan is dat een tegennatuurlijke aanpassing en daardoor een erfzonde. Mijn lichaam geeft het signaal voor huilen, mijn psyche gooit er het slot op. Deze aanpassing wordt zo normaal, dat ze mij op een gegeven moment niet meer opvalt. Ik wordt misschien wel ‘keihard’.
Een erfzonde is het, wanneer mij als kind verboden wordt om vragen te stellen. Ik ben natuurlijk nieuwsgierig en moet dit onderdrukken. Deze innerlijke aanpassing wreekt zich in mijn lichaam.
Niet alleen in het individu vindt onnatuurlijk gedrag plaats, maar ook op groepsniveau. Het toedekken van de misdaden van leden van de katholieke Kerk door de Katholieke Kerk is de collectieve erfzonde van die Kerk.
Ook wanneer wij in de politiek andersdenkenden als zondaars diskwalificeren, doen wij hetzelfde als de mannelijke Godsdiensten, alleen op een andere schaal.
‘In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’. De erfzonde hier is dat het vrouwelijke buitengesloten wordt, en dat is onnatuurlijk.
Het wordt als volstrekt normaal ervaren dat de Kerk, vanuit haar onmetelijke rijkdom, de gelovigen aanspoort offers te brengen voor de armen. Knielend voor gouden, met diamanten bezette kruizen, bidden zij vanwege de armoede in de wereld. Zittend op het in tweeduizend jaar bijeenvergaarde kapitaal spreekt en preekt de Kerk over de noden van de wereld, zonder schaamte en wat erger is, zonder tranen. Erfzonde in het groot.
Wanneer het normaal is dat men vrij met een wapen mag rondlopen dan is de collectieve erfzonde, dat er mensen vermoord worden.
Wanneer er reclame gemaakt wordt voor schoenen voor volwassen vrouwen met de boodschap dat deze kinderlijk en seksueel zijn, dan is dit een collectieve erfzondeboodschap. Het seksueel misbruiken (kopen) van kinderen wordt hierdoor gelegitimeerd. Dit misbruik gaat namelijk tegen de natuur in, zowel tegen de ‘Ik Ben’ als tegen de ‘Wij Zijn’ natuur. Een gezonde vrouw/manmaatschappij koopt geen kinderen.
Ook bij dieren kunnen we het duidelijk zien. In Afrika zijn de meeste dieren nog in het aards paradijs. We vangen de vrije dieren en sluiten ze op, in wat wij een hier een dierentuin noemen. De aanpassing van de dieren aan de nieuwe ‘macht van de mensen’ situatie, dat is de erfzonde van het voorheen vrije dier. In het circus is de ‘macht van de mensen’ situatie anders aanwezig. Wij lachen om de ‘kunstjes’ van de dieren. Door ons lachen verhinderen wij dat wij de trieste aanpassing van het dier nog werkelijk kunnen navoelen. Wij lachen er luid over heen, en maken ons in dubbele zin schuldig aan de erfzonde. Wij ervaren niet dat er sprake is van een tegennatuurlijke situatie; een situatie die wij ook nog zelf hebben gecreëerd.
Het toppunt van de innerlijke pijn van dieren, van de aanpassing onder dwang, is een aapje met een luier om, dat de fles krijgt. Soms probeert het dier de situatie te herstellen en herneemt zijn natuurlijke gedrag. Zoals Bokito.
Dit zijn tegennatuurlijke aanpassingen, barrières in de psyche die ons belemmeren in het volgen van ons natuurlijke verlangen. Wie kent niet de creatieve figuren die, gevraagd naar hun plezierig en liefdevol leven, antwoorden: ‘Ik was het allemaal moe, eindelijk volgde ik mijn hart, ik was dood van binnen.’ ‘Iets in mij’.werd wakker’. Zij hebben hun barrières opgeruimd en zijn weer kind geworden, mét hun volwassen ervaringen. Dat is wat Jezus bedoeld heeft, niet de Jezus van het Vaticaan, maar de Jezus van o.a. het Thomasevangelie.
Een negatief zelfbeeld is niet natuurlijk. Geen enkel kind heeft bij de geboorte een negatief zelfbeeld. De omgeving van het kind kan een negatief zelfbeeld bij het opgroeiende kind implanteren. Blijf ik hierin als volwassene hangen, dan leef ik in erfzonde, tegen mijn natuur. Zoek ik naar ‘Ik ben’, die ik in oorsprong was, en overwin ik daarbij alle hindernissen, dan kan mijn zelfbeeld in positieve zin veranderen. Dan ben ik qua zelfbeeld wedergeboren, niet na mijn dood maar (na veel moeite) tijdens mijn leven. De opdracht is dus; zoek je eigen onnatuurlijkheden. Zoek je zonden en (her)leef ze op een veilige manier. Hier zijn vele manieren voor. In de moderne tijd kunnen wij naar een psycholoog of psychiater of naar een body/mind therapeut gaan, die ons hierbij kan helpen.
Als het lukt, betreed ik wederom het aards paradijs. Een innerlijk paradijs. Het paradijs waaruit ik in mijn kindertijd verdreven ben. Ik ben dan een natuurlijk-volwassen kind.
Ben ik bang en leef ik vanuit een angstig gevoel, dan zal mijn innerlijk gevuld zijn met haatgevoelens. De haat is een gevolg van mijn eerder geïmplanteerde angst, een erfenis van mijn aanpassing. De innerlijke leegte, veroorzaakt door angst, wordt door haat opgevuld. Door op een veilige manier terug te gaan naar de primaire angst, laat ik tijdens mijn inspanningen om de angst te ontmoeten een wedergeboorte ontstaan. Dit gebeurt door de angst, via de haat en misschien verlatingsangst te transformeren in ‘Ik Eigen’ liefde. Wanneer ik die liefde in mijzelf en voor mij zelf heb, kan ik deze pas werkelijk onvoorwaardelijk delen. Want ik deel zoals ik ben en niet wat ik ben.
In mijn ‘Ik ben’ speurtocht ervaar ik alles dat mij tegenhoudt om mijn angst te belichten. Mijn angst moet daadwerkelijk verlicht worden. Niet door dwang van buitenaf, maar door mijn eigen bewustwording neem ik de fakkel en zoek in mezelf. Haat is gestolde eigen angst. Kijk naar mensen, ook in de politiek, die haten en zie hoe angstig zij zijn. Als ik ervaar hoe ik haat, zie ik mijn eigen angst.
Let wel, met angst bedoel ik hier niet de alertheid voor de natuurlijke kracht van vrije dieren, storm, regen of aardbevingen. Deze natuurlijke angst, vrees, verdwijnt zodra de omstandigheden dat toelaten.
Over het algemeen kunnen wij lichamelijk snel wennen aan ander voedsel, aan een andere behuizing of taal. We zoeken de verandering zelfs op en noemen het vakantie. Iets anders wordt het wanneer van onze psyche gevraagd wordt mee te veranderen. Dat vraagt wat meer tijd.
Als kind passen wij ons meestal probleemloos aan. Wij worden als het ware de omgeving. Ook als we als kind misbruikt worden, zullen we er alles aan doen om te overleven. Ook al gaat het gedeeltelijk ten koste van onszelf. We ‘vergeten’ het misbruik. Later, als volwassene, zullen we weer proberen deze aanpassing, deze erfzonde, dit vergeten te niet te doen. Wanneer die opgave te groot blijkt kunnen we blijven zwijgen, of zelfmoord plegen, of onszelf verliezen in drugs, drank of geweld. Of we worden gek.
Voor de daders van seksueel misbruik is het zeer moeilijk om, met het mentale programma dat hen is ingeprent, schuld te bekennen. Zij kennen alleen de ‘Goddelijke’ manier om zich van hun erfzonde te bevrijden. Dit is de Logos-manier, rationeel, door boekenwijsheid. De vergeving die daders na de biecht krijgen, kan net zo goed gegeven worden door een mededader. Alles blijft binnenskamers en de biechtvader kan ook nog misbruik maken van de kennis die hij in de biecht heeft opgedaan. In het hoofd is alles opgelost, maar aan de werkelijke oorzaak wordt niets gedaan. Het rottingsproces wordt niet gestuit.
Maar er is ook een ‘Jezus’ manier om om te gaan met (de gevolgen van) seksueel misbruik. Dan zoekt de dader contact met het slachtoffer, bekent schuld en vraagt: Kan ik toch iets voor je doen? Wat heb je nodig van mij? In het contact met het slachtoffer kunnen de eigen gevoelens naar boven komen. De dader kan dan ook vertellen hoe hij tot zijn daad gekomen is en voor opkomende onbetamelijke en destructieve gevoelens daadwerkelijk hulp zoeken. Als de dader op deze ‘Jezus’ manier te werk gaat, ontstaat in zijn lichaam een verbinding van de Eros en de Logos. Zo kan hij het slachtoffer helpen, en zo kan het slachtoffer op zijn beurt ook weer de dader helpen.